We hebben er lang naar uitgekeken, mijn vrouw en ik. In november 2019 boekten we weekje zon. Het was nog even spannend, maar drie weken geldeden sprong het Griekse eiland Kos dan toch op geel. De koffers konden worden gepakt. Heerlijk bakken aan het strand, een beetje cultuur snuiven, terrasje hier, restaurantje daar. En natuurlijk veel vrolijke foto’s voor fees- en fotoboek. Maar achter al die vrolijkheid zit ook een donkere kant. U weet dat misschien niet, maar zo’n weekje zon gaat niet vanzelf. Dat begint al ruim van te voren.
“Heb je de koffers nou al van zolder gehaald?”
“Let even op wat je mee wilt nemen. Gooi dat op tijd in de was.”
“Je moet er een paar shirtjes bij hebben. Zaterdag even naar de stad.”
Door dat hele gedoe met het virus moet je nu ook een negatieve PCR test regelen en blijkt ons vliegtuig niet vanaf Rotterdam The Hague Airport te vertrekken, zoals ons in 2019 is beloofd, maar vanaf Schiphol Amsterdam. Dus ook nog maar een plekje reserveren op P3, ter waarde van een week lang bier drinken. Maar het allerergste is de vertrektijd: 6:50 uur! Dat betekent dus, om drie uur ’s nachts je bed uit. “Heb je alles? Let op de deur, zachtjes. De buren slapen nog.” “Ja, heel Nederland slaapt nog, behalve wij.” Als de zon opkomt, stappen wij met nog een stuk of dertig geluksvogels in de pendelbus van P3 naar de vertrekhal. Het inchecken verloopt, ondanks de extra gezondheidschecks redelijk soepel. We laten de mondkapjes de feestvreugde niet bederven. Het is vakantie! Als we na een vlucht van drie-en-een-half het vliegtuig uitstappen, schijnt de zon uitbundig en zou, normaal gesproken, het grote genieten kunnen beginnen. Voor mij duurt dat nog even. Ik loop de rest van de dag rond met het gevoel van een jetlag van hier tot Tokyo en een totaal verstoorde stoelgang. Allemaal het gevolg van een veel te vroege wekker en een misgelopen ochtendritueel. Het is eigenlijk net als met dat zwemmen in de zee. De eerste stappen zijn verschrikkelijk, maar als je eenmaal door bent is het wel lekker.