Als in Nederland de regels drastisch versoepeld worden en de jongelui hun kans nog even grijpen om aan virusverspreidertje te doen, liggen mijn vrouw en ik te zweten onder de Griekse zon. Oorzaak: Niet geannuleerd, in de veronderstelling dat het na een jaar wel over zou zijn en vlak voor de vertrekdatum van code oranje naar geel. Het is stil op het strandje. Geen gedoe om een ligbedje te bemachtigen. De ober is er als je hem nodig hebt. ’s Avonds is het rustig in de straatjes en hoeven we niet te zoeken naar een tafeltje voor twee. We kunnen overal aanschuiven. Alleen op de avond van Nederland – Tsjechië is het terras afgeladen vol. Na twee keer drie kwartier is het ook zo weer leeg. Sneu voor de Griekse kroegbaas die hier zo naar uitgekeken had. De eilandbewoners van Kos leven van schuifelende hordes door de straatjes, overvolle terrassen en mannen met rooie ruggen en grote glazen bier. Maar de Engelsen mogen nog niet en de Duitsers komen wat langzamer op gang. Ze moeten het hier voorlopig nog even doen met een paar groepjes Nederlandse tieners die net hun eerste diploma op zak hebben en mannetjes die zich goed insmeren en sparkling mineraalwater en ijskoffie drinken. Misschien een glaasje wijn bij het eten en hooguit 2 biertjes op een avond. En toch hebben alle Grieken een brede glimlach op hun gezicht, in het hotel, op de terrassen en in de winkeltjes. Het is hun vak, dat weet ik ook wel, maar het afgelopen jaar was er niet eentje om vrolijk van te worden. Wij zijn hun eerste sprankje hoop. Vanaf nu zullen er steeds meer vliegtuigen gaan landen. Langzaam maar zeker zullen de straatjes weer vollopen. Ook de mannen met de dikke buiken zullen dat weer doen.
Tevreden en voldaan verlaten mijn vrouw en ik na een weekje verwennerij het eiland Kos. Op het vliegveld geen lange rijen voor de incheckbalie en in het vliegtuig hebben we drie stoelen voor ons tweeën. Zo’n coroacrisis wil je natuurlijk nooit meer, maar dit nadeel bleek afgelopen week ook stiekem wel een lekker voordeel.