Of het nou de stagiaire is, de verpleeghuisarts of ikzelf, we worden allemaal even enthousiast begroet door mijn oude vader. Alsof hij je al jaren kent. In mijn geval klopt dat ook, maar de verpleeghuisarts ziet hij voor het eerst en de stagiaire zal hij ook nog niet vaak gesproken hebben. Het is een trucje, want hij weet niet meer wie hij wel zou moeten kennen en wie hij voor het eerst ontmoet. U weet inmiddels hoe dat komt. Ik denk dat mijn vader mij nog wel herkent, tenminste dat hoop ik, want het is toch erg als een vader zijn eigen zoon niet meer herkent…
Voorafgaand aan het bezoekje aan het verpleeghuis, fiets ik langs sportpark VFC. Met een beetje geluk, kan ik de tweede helft nog meepikken. Mijn zoon speelt zijn wekelijkse wedstrijdje. Op veld één zijn ze net weer begonnen. Ik speur het veld af. De verdediging staat goed, maar ik zie niemand met een baardje. Dit is dus blijkbaar niet het zevende. Eerst maar een bakkie in de kantine. Op veld twee komen de geel-zwarten van VFC inmiddels ook het veld weer op. Met mijn koffie in de hand wandel ik naar de zijlijn. Daar zit één man op de reservebank en dat is zeker niet mijn zoon. Vreemd. Ook in het veld kan ik hem namelijk niet vinden. Dan zal hij wel uit spelen. Ik ben nu wel lekker op tijd bij mijn vader. Hij begroet mij hartelijk. We drinken nog maar een bakkie en na een uurtje fiets ik weer met een goed gevoel naar huis. Mijn zoon is ook al thuis.
“Speelden jullie uit?”
“Nee, hoezo?”
“Ik ben nog even wezen kijken, maar ik kon je niet vinden.”
“Wij speelden op veld twee.”
“Daar zag ik wel geel-zwarten, maar ik heb jou niet gezien.”
“Wij speelden in het wit.”
Het is toch erg als een vader zijn eigen zoon niet meer herkent….