In de Rotterdamse haven is een jongetje van veertien jaar opgepakt. Hij was geronseld om drugs uit de containers te halen. In België is een meisje van twaalf gedood, omdat zij toevallig het nichtje was van een drugsbaron. Het is dweilen met de kraan open in de havens van Antwerpen en Rotterdam. De politie onderschept steeds meer transporten, maar toch wordt Europa overspoeld met drugs. Als het even in Rotterdam niet lukt, dan verhuist het transport naar Antwerpen.
Ondertussen legt de regering de verkoop van sigaretten aan banden, is de verkoop van alcohol aan personen onder de achttien verboden en maken ministers zich ontzettend druk over fastfood, suiker en vlees. De beleidsmakers stapelen de ene regel op de andere wet. Alles in het belang van de volksgezondheid. Maar als het over drugs gaat, dan gedogen we de verkoop van marihuana, vinden we het heel normaal dat er op feestjes en festivals pilletjes worden geslikt en snuiven ze zich op de Amsterdamse Zuidas drie slagen in de rondte. Journalisten concluderen dat Nederland langzaam maar zeker verandert in een narcostaat. Het probleem zit hem in de vraag zegt de minister en komt niet verder dan een moreel appel: “Vraag je eens af waar de poeder of het pilletje vandaan komt. Realiseer je dat je misschien wel bloed aan je handen hebt, als je een lijntje snuift.”
Waarom regeren ze in Den Haag niet volgens de wetten van de logica? Als je de verkoop en het gebruik toestaat, regel dan ook de productie op een fatsoenlijke manier. Als je dat niet wilt, om welke reden dan ook, doe het dan andersom. Verbied de verkoop en het gebruik. Wil je het festivalterrein oplopen met een paar pilletjes in je zak, dan lever je ze in of je gaat lekker terug naar huis. Laat de politie zo af en toe eens de tassen en bureauladen van de advocaten op de Zuidas controleren op zakjes coke. Waarom is er geen politicus in Den Haag die dit voorstelt? Zouden ze daar misschien zelf ook af en toe met de neus in het poeder zitten?