Mijn zoon fietste dit voorjaar door het Limburgse heuvellandschap. Honderdtachtig kilometer over het parcours van de Amstel Gold Race. Vorige week zondag reed hij een rondje van 150 kilometer als opwarmertje voor de start van de Tour de France Femmes in Rotterdam. Petje af. Een dag later zag ik bij mij om de hoek Demi Vollering, Puck Pieterse en Marianne Vos voorbij zoeven. En als je dan ook nog elke avond een uurtje Avondetappe voorgeschoteld krijgt, dan begint het bij mij dus te kriebelen. Ik houd van fietsen, maar op mijn oude trouwe racefiets heb ik al heel lang niet meer gezeten. Zou het nog lukken? Hij staat nog in de schuur. Hoe zou het voelen?
Na het verwijderen van een dikke laag stof en een boel spinnenrag bleek hij er nog aardig uit te zien. Hier en daar wat roestplekjes, een verweerd stuurlint en wat scheuren in het zadel, maar alle draaiende delen functioneren nog prima. Bandjes oppompen, petje op tegen de brandende zon en daar gaat vader. Oh ja, het petje moet achterstevoren, anders zie je niets. De oude dame in haar kleine autootje geeft mij keurig voorrang. Ik zie haar kijken naar mijn machtige kuiten. Ze is duidelijk onder de indruk en dat begrijp ik wel.
Ongeveer veertig jaar geleden kocht ik deze prachtige fiets met wel tien versnellingen. Achthonderd gulden kostte hij. Ik weet het nog. Met mijn broer Dick fietste ik op zaterdagavond naar ’s Gravenzande, waar onze ouders een zomerhuisje hadden. “Wie het eerste bij de Oranje Sluis is.” Op zondagavond weer terug naar Vlaardingen. Iedere week probeerden we ons record te verbreken. Veel later fietsten we samen naar mijn zus die inmiddels in Duistland woonde met haar man. De eerste keer strandden we ruim twintig kilometer voor onze laatste klim naar de Kamperbach in Witten. Twee jaar later lukte het wel. Hoeveel kilometers zouden er inmiddels op deze fiets zitten? Na een uurtje rijd ik mijn straat weer in. Zweet op het voorhoofd en een natte rug, maar het voelt nog goed. Op mijn edele delen na, die voel ik helemaal niet meer.