admin

Beschermengel

In Amsterdam proberen we een beetje op te vallen met onze winkels. Dat is niet zo moeilijk met van die prachtige Delfts Blauwe producten, maar toch. Je wilt altijd meer. En dus hebben we bij één van onze winkels zo’n rekje naast de deur gehangen met ansichtkaarten. Ook Delfts Bauw natuurlijk. Zo vallen we nog meer op en kunnen onze klanten buiten al kennismaken met al dat moois. Het rekje hangen we ’s morgens op en halen we tegen sluitingstijd weer binnen. Tenminste, dat is de bedoeling. Een enkele keer vergeten we het rekje naar binnen te halen. Dom natuurlijk, dat weet ik ook wel, maar foutjes maken we allemaal wel eens. Dit is ons tot nu toe drie keer overkomen. Twee keer was de verrassing en opluchting groot, toen we in de ochtend het rekje zagen hangen met alle kaarten er nog in. Bijzonder, in de binnenstad van Amsterdam. Het lijkt er op dat één van de Delfts Blauwe engeltjes in onze winkel haar blik voortdurend op de deur gericht heeft en waakt over onze spullen. Een beschermengeltje. De derde keer was ons engeltje toch in slaap gesukkeld. Afgelopen week zagen we een leeg kaartenrek hangen toen we ’s morgens bij onze winkel aankwamen. Verdorie, weer dat rekje vergeten. Stom, stom, stom. Alle kaarten weg. Hoe vertel ik dat aan de baas?

Diezelfde middag komt er een zwerverstype de winkel inlopen. Oude kleren, vette haren, geen tanden meer in de mond en een paar plastic tasjes in zijn hand. Hij begint een opgewekt verhaal, waar geen chocola van te maken valt. Aan het einde van zijn verhaal zet hij één van zijn plastic tassen op de toonbank. De tas zit vol met Delfts Blauwe ansichtkaarten.

Dit blijkt dus onze beschermengel. Hij is vleugellam, tandeloos en lief bovendien.

Moeder natuur

De Kale man heeft het ook niet makkelijk. Een bloot hoofd is gevoelig, er zit geen bescherming op, geen isolatie, helemaal niets. Zodra de kale man de deur uit gaat, is hij één met de natuur.  En daar zit hem het probleem. Ik spreek uit ervaring. Ik houd daarom niet van de natuur. Ik ben meer van de frituur, maar dit terzijde. De natuur op TV, prima, hartstikke mooi. Tijdens een ontspannen vakantie is de natuur ook nog wel te verdragen, maar in het dagelijks bestaan is het  vaak een kwelling voor mij, als man met kale kop.  De meeste mensen genieten in de zomer van het zonnetje. Hoe heter hoe beter. Ik moet een pet opzetten of een paar keer per dag het bolletje insmeren. Doe ik dat niet, dan is het leed niet te overzien. Een rode en kloppende harses waar na een paar dagen de vellen bij hangen. De winter is ook al geen pretje. Onderzoek heeft aangetoond, dat de meeste warmte ons lichaam via het hoofd verlaat. Daarom heeft moeder natuur er haar op laten groeien, dat houdt de boel lekker warm. Zodra de temperatuur onder nul begint te zakken, mis ik dat isolatielaagje en moet ik met rare surrogaten aan de slag. Ik ben al niet de knapste, maar de muts of de pet maken het er niet beter op. Een hagelbuitje is voor normale mensen vervelend, maar een marteling voor de man zonder haar op zijn kop.

Aan het einde van de zomer wordt het pas echt horror. Binnenblijven is het beste, maar geen optie. Het zijn de spinnen die de het plezier van de nazomer kompleet vergallen. De beestjes zelf kan ik nog wel hebben, maar de breiwerkjes die zij overal produceren, daar kan ik slecht tegen. Ze gebruiken de bomen en struiken in de berm van het fietspad om hun ragfijne draden te lanceren. Als ik ’s avonds moe van het werk naar huis fiets, vang ik er meestal een stuk of twee, drie op met mijn kale knar. De berm van het fietspad zou je met een beetje fantasie nog als natuur kunnen ervaren, maar mijn tuin en aangrenzende steeg mogen deze titel echt niet dragen. Daar heb ik flink mijn best voor gedaan. En toch is dit geen belemmering voor de spin. De kleine kwelgeesten werken zich elke nacht een slag in de rondte om bij ochtendgloren hun webben klaar te hebben. En natuurlijk loop ik er dan met mijn slaperige hoofd  dwars doorheen.

Moeder natuur doet haar best, maar een fijne relatie heb ik niet met haar.