“De ochtendspits is nog lang niet wat hij ooit geweest is. Ruimte zat in de trein. Ik mag hier trouwens mijn mond toch niet open doen, dus gevaar op het verspreiden van druppeltjes is er niet.” Dat zal de stoere man in de stiltecoupé gedacht hebben. Hij heeft het mondkapje onder zijn kin hangen. In Gouda stapt een magere man met een klein rond brilletje in. Geeft niets, er zijn meer mensen met ronde brilletjes. Over zijn hoge rug draagt hij een te ruim zittend, groen katoenen, mouwloos vest. Zo eentje als boswachters ook wel dragen. Aan zijn voeten sandalen. Een type wereldverbeteraar. Hij is al aardig op leeftijd. Het zou mij niet verbazen als hij er in de jaren zeventig al bij was om in Kalkar tegen kernenergie te demonstreren. De rust is sereen en de meeste stoelen zijn nog vrij, maar toch loopt de man door. Via de klapdeur stapt hij de stiltecoupé binnen. Helemaal achterin ziet hij iemand met een mondkapje onder de kin. Dat kan natuurlijk niet. En hij spreekt de man in overtreding aan. Je bent wereldverbeteraar of je bent het niet. Als hij geen reactie krijgt, probeert de wereldverbeteraar het nog een keer. De recalcitrante man staat op en begint te schreeuwen en te wijzen. Ik zit te ver weg om het te verstaan, maar heb een vermoeden wat er gezegd wordt. Het dreigt finaal uit de hand te lopen. Net op tijd kiest de wereldverbeteraar eieren voor zijn geld en gaat zitten. De rust lijkt weer te keren, maar nog geen twee minuten later stiefelt hij met een rood hoofd langs mij heen, om enkele ogenblikken later terug te keren met de conducteur in zijn kielzog. De wereldverbeteraar blijkt een verrader. Hij wijst de man aan die zijn mondkopje niet op de correcte manier draagt. Het mondkapje moet over neus en mond gedragen worden! Regels zijn regels. Ik ben niet zo goed in leeftijden schatten, maar deze wereldverbeteraar is op zeker van na de oorlog. En dat vind ik een geruststellende gedachte.