De trein is vol. Logisch op vrijdagavond zes uur, avondspits. Het is maar een klein stukje van Delft naar Schiedam, niet de moeite om naar een zitplaats te gaan zoeken.
“Het is toch wat. Moet je nou toch kijken, iedereen is alleen maar met zijn telefoontje bezig,” Als ik van mijn telefoon opkijk, zie ik dat de man het tegen de jongen naast mij heeft. De jongen kijkt niet op zijn telefoon, maar heeft wel oortjes in en reageert dus niet. Automatisch maak ik oogcontact met de man. “Wil je even meekijken?”, vraag ik bij wijze van grapje. De man maakt gretig gebruik van het contactmoment. Hij wil niet kijken, hij wil praten. Hij vertelt over vroeger en over zijn kinderen. Dat ze de weg niet meer weten als de telefoon het niet doet. Dat zijn vriend een NS app gedownload heeft, maar nooit met de trein reist. “Ik reis regelmatig heen en weer naar Amsterdam”, vertel ik de man, “dan heb je die app hard nodig.” “Ik ben onderweg naar Baarle Nassau”, zegt de man. “Ik hoop dat mijn vriendin op mij staat te wachten. We zitten daar op zo’n vakantiepark, maar daar mag je wel permanent wonen. Er is een mooi verwarmd zwembad bij. Mijn vrouw is vorig jaar overleden. Kanker. Maar ja, je moet verder hè. Het leven gaat door. Mijn eerste vrouw is vijftien jaar geleden overleden. Ook kanker. Je kan in een hoekje gaan zitten huilen, maar dat helpt niet hè. Ik heb nu weer een vriendin. Via zo’n datingsite. Je hoeft niets te doen. De mooiste vrouwen melden zich vanzelf. Dat is toch fantastisch meneer. Zou je ook eens moeten proberen.” “Maar ik heb een lieve vrouw, meneer. Ik ben al 33 jaar heel gelukkig getrouwd.” “Dan ga je toch naar Second Love.” “Ik ben er al. Maak er een mooi weekend van meneer, samen met uw vriendin.”