Tijdens het laatste weekend van mei begint dan eindelijk de zon te schijnen. De zomer kan beginnen. Hugo de Jonge vertelt ons dat het harstikke goed gaat met het prikken en dat we waarschijnlijk in september van alle corona maatregelen verlost zullen zijn. Geen muffe mondkapjes meer in bus, trein of tram. De anderhalve meter kan overboord en tijdens verjaardagen geven we elkaar gewoon weer een warme hand of een natte zoen. Heerlijk. Goed gemutst begin ik op maandag 31 mei aan een nieuwe week. Maar rond twee uur begint mijn telefoon te piepen. Een bericht op de NS-app. Er is stront aan de knikker. Het treinverkeer in het hele land ligt plat. Nee hè. Als ik met de bus naar huis moet, doe ik er drie keer zo lang over. Aan het einde van de dag wandel ik het station binnen. Er rijden gelukkig weer een paar treinen. Een stuk minder dan normaal, maar je zult mij niet horen klagen. Ik kan gewoon met de trein naar huis. Om de drukte een beetje te mijden loop ik naar het begin van het perron. De ervaring leert dat daar minder mensen instappen. Dat is belangrijk, want het is nog geen september. Een zitplaats zit er dit ritje niet in. Dat had ik ook niet verwacht, maar voor de zekerheid loop ik de coupé door. Het wordt een plekje op het balkon. Ook hier zijn de klapstoeltjes bezet. Om en om, zoals het hoort. De conducteur blaast op zijn fluit en de deuren sluiten zich. Ik ga een beetje stevig staan en kijk gedachteloos in het rond. De mensen die een klapstoeltje bemachtigd hebben, zitten allemaal met hun hoofd naar beneden. Als de trein zich in beweging zet, kijkt de mooie jonge vrouw op van haar scherm. Haar blik kruist die van mij. En dan krijg ik de schrik van mijn leven. Terwijl ze aanstalten maakt om op te staan, spreekt zij mij aan: “Wilt u zitten meneer?”
Op maandagavond 31 mei 2021 heb ik definitief mijn jeugd verloren.