Lekker hoor, al die vrije dagen, maar op dag drie wil je er toch even uit. Een spontaan bezoekje aan familie of vrienden is er nog niet bij. Er mag dan licht aan het einde van de tunnel zijn, maar er is nog niemand die een prikje heeft gehad. We gaan voorlopig nog even door waar we gebleven zijn. Misschien gewoon een stukje fietsen, dat kan altijd. Even langs mijn familie op de begraafplaats. Daar speelt corona geen rol. Ze zijn toch al dood. Bij de ingang geen bordjes met “mondkapje verplicht” en “1,5 meter”. Ook geen pompje om je handen te desinfecteren. Wat een verademing. Het is fris, grijs en een beetje troosteloos. Groene aanslag op de stenen, rottende bladeren op de grond. Maar het is droog, bijna windstil en de vogeltjes fluiten vrolijk. Best lekker. Twee steentjes achter Daniël ligt een meisje dat hetzelfde lot trof als onze zoon. Ze is van oktober 1998. Tweeëntwintig zou ze zijn, iets ouder dan ons kind. Misschien zouden ze elkaar afgelopen week ontmoet hebben op een illegaal corona-feestje. Oh nee, zoiets doet mijn kind natuurlijk niet. Haar zusje heeft een lief gedicht geschreven. Een geplastificeerd A4-tje staat tegen het steentje. Ik loop altijd hetzelfde rondje en mijn vader en moeder zijn dus de volgende om even langs te gaan. Fijn dat mijn vader al die corona-ellende in de het verzorgingshuis niet meer heeft hoeven meemaken. Mijn moeder had het heel graag mee willen maken. Ze was hartstikke boos, dat ze al zo vroeg moest gaan. Ik kijk naar de datum op de steen en reken terug. Al ruim drieëntwintig jaar! Nog een stille groet aan oma Schippers en door naar mijn broer, Dick. Ik bewaar het beste altijd voor het laatst. Even mijmeren bij zijn steen. Hij zou wel raad geweten hebben met onze stuntelende politici. Tijd om terug te wandelen naar mijn fiets. Niet te snel. Buiten begint het nieuwe jaar echt, geen ontkomen aan.