Sinds een paar weken kan ik niet meer zorgeloos inchecken op het station. Dat komt niet door de stress van het mondkapje. “Heb ik er genoeg bij me?” Nee, daar ligt het niet aan. Het komt door het irritante alarmsignaal dat tegenwoordig regelmatig afgaat als ik door het poortje loop. Sinds de uitbraak van de Coronacrisis worden de vervoersbewijzen nauwelijks meer gecontroleerd in de trein. Gedurende de eerste weken was het te gevaarlijk voor de conducteurs, dat snap ik wel. Inmiddels worden we allemaal beschermd door de mondkapjes, maar erg comfortabel is het natuurlijk niet. Ook de conducteur moet er eentje op als hij zich in de trein tussen de reizigers begeeft. En dus beperkt hij zijn taken tot het blazen op de fluit. Snap ik ook. Maar nu kan ik dus niet meer zorgeloos in- en uitchecken. Als ik de poortjes nader, kijk is schichtig om mij heen. Staat er weer één? Is de kust veilig? Het zijn parasieten die geduldig wachten op hun gastheer. Zwartrijders, bijna altijd jonge mannen. Het begint langzamerhand een plaag te worden. Ze worden ook steeds brutaler. Tot voor kort namen ze meestal het brede poortje. Dat blijft net iets langer open staan, waardoor je niet zo dicht op de betalende sukkel hoeft te lopen. Toen ik gisteren het station wilde verlaten, had ik er eentje die mij met fiets en al volgde door het gewone smalle poortje. Hij volgde de gebruikelijke strategie. Even inhouden om naar je OV-kaart te zoeken en dan snel achter de man of vrouw aanlopen die wel betaald. In dit geval was ik dat dus. Ik kan er niet tegen en spreek de looser meestal aan. Niet dat het iets helpt, maar het lucht een beetje op. “Vandaag of morgen krijg je nog eens een knal voor je kop”, waarschuwt mijn vrouw mij. Zoals meestal, heeft zij natuurlijk gelijk. De komende week ga ik proberen om niet achterom te kijken als het alarm weer eens afgaat en vooral ook niets te zeggen.
Als u volgende week geen nieuw Praatje op deze plaats kunt lezen, dan is het mij waarschijnlijk niet gelukt.