Een week geleden vonden een paar simpele randfiguren het nodig om een donkere voetballer van de tegenstander uit te maken voor katoenplukker, K-neger en Zwarte Piet. De wedstrijd werd stilgelegd en Nederland was te klein. Iedereen had het er over. De journalisten, de spelers van Oranje en ook onze minister president sprak er schande van. Hij toonde zich weer eens behoorlijk boos. Vervolgens waste hij zijn handen in onschuld, want het was vooral de maatschappij die hier een antwoord op moest vinden. Zo kennen we onze minister president weer. Hij zou de maatschappij, en de voetbalclubs in het bijzonder, een handje kunnen helpen met een meldplicht voor halvegaren die we niet meer in de stadions willen hebben. Maar blijkbaar is dat teveel gevraagd.
En toch is de maatschappij al een stuk opgeschoten. In de jaren negentig van de vorige eeuw kreeg Stanley Menzo (keeper van Ajax) een banaan naar zijn hoofd geslingerd. Dat vonden de supporters grappig. In de voetbalstadions kon je regelmatig apengeluiden horen. Voetbal is niet voor watjes.
Tijdens het EK van 1996 had je witte en zwarte jongens. Edgar Davids maakte in goed Engels duidelijk dat de trainer zijn oren te veel naar de witte spelers liet hangen: “Hiddink must get his head out of players’ asses so he can see better”. Clarence Seedorf was het wel met hem eens en Winston Bogarde is nog steeds boos. In het Nederlands elftal van nu zijn geen witte en zwarte spelers meer. Alleen goede en iets minder goede. De slechte spelers blijven thuis. We gaan vooruit.
Zelf ga ik ook lekker vooruit. Ruim vier jaar geleden vond ik het nog kinderachtig dat mijn kluppie uit Rotterdam Zuid straf kreeg, omdat een grappenmaker een opblaasbanaan op het veld gooide. Grapje, moet kunnen. Afgelopen zaterdag kwam ik in Delft een groepje gitzwarte Zwarte Pieten tegen. Ik betrapte mij op de gedachte dat ik dat wel een heel ouderwets tafereeltje vond. “Het is 2019, dat kan echt niet meer”, dacht ik. Het kan snel gaan.