De zon schijnt uitbundig, maar de wind komt uit het Oosten en behoorlijk ook. Als je hem mee hebt, merk je er niet zoveel van, maar er komt een moment dat je hem recht in je gezicht krijgt. Voor een liefhebber is dat niet zo erg, sterker nog, het heeft wel iets lekkers. Fietsen met een gure wind tegen, een soort eenzame SM met een dikke jas en handschoenen aan. Bij toeval kom ik langs de bouwput van de Blankenburgtunnel. De tunnel die onder de Nieuwe Waterweg wordt aangelegd om Vlaardingen en Rozenburg met elkaar te verbinden. De bouwers hebben een uitkijkpunt aangelegd voor nieuwsgierige passanten. Ik ben benieuwd. Het is indrukwekkend. Grote graafmachines, kranen, buizen, bouwketen en stuifzand. Mijn ogen tranen en mijn neus loopt. Daar heb ik altijd last van bij wind tegen. Normaal gesproken zou ik nu mijn katoenen zakdoek uit mijn broekzak pakken. Ik ben van 1962, dan ga je niet de deur uit zonder een katoenen zakdoek. Maar… de katoenen zakdoek mag sinds enige tijd niet meer. Je zou het virus mee kunnen sjouwen en onbedoeld weer op andere plekken kunnen verspreiden. Van huis uit heb ik meegekregen dat je naar de autoriteiten moet luisteren en dus pak ik een papieren zakdoekje uit het pakje om mijn ogen te deppen en mijn neus te snuiten. De mannen van de bouw hebben overal aan gedacht. Er staat een grote grijze kliko voor het afval van de nieuwsgierige bezoekers. Met de rug van mijn hand til ik de deksel op om het zakdoekje erin te gooien. Maar dan gaat het verschrikkelijk mis. Het zakdoekje valt niet in de bak, maar waait op de grond. Ik doe nog een wanhopige poging om het te pakken, maar de wind blaast het onder het hek door. Het ging allemaal zo snel. Ik ben nog niet getest, maar heb wel een licht kuchje. Als u volgende week in de krant leest dat nu ook de bouw van de Blankenburgtunnel is stilgelegd, dan weet u hoe het komt.